Fietspomp


Sinds een flinke week zingt de tjiftjaf weer. Hij roept de hele dag door zijn eigen naam. Nu is dat nog leuk, want het herinnert je eraan dat het lente is, maar na een paar weken denk je: speel eens een ander deuntje joh.
Ook aan de winterkoning hoor je dat het voorjaar er is. Klein als hij is, werpt hij als een grote vent zijn drukke lied de lucht in, met aan het eind een heldere en langgerekte triller.
Ook de koolmees viert de lente. Die hoor je onafgebroken hun fietsbanden oppompen (fwiet-fwiet-fwiet).

Niet iedereen hoort het verschil in vogelgeluiden. Voor sommigen klinken ze alle hetzelfde. Anderen horen ze helemaal niet. Daarmee ben ik weer even terug bij het fietspompen, want zelf hoor ik ook een deel van de geluiden niet meer. Het hoge piepje van de goudhaan ben ik bijvoorbeeld helemaal kwijt. Vervelend hoor, als je vriend enthousiast roepend op die scharrelaartjes in de struiken wijst en jij met een vraagtekengezicht moet bekennen dat je niets hoort.

Maar wat heeft dat dan met een fietspomp te maken, hoor ik jullie nu denken. Wel, het zit zo: mijn zoon had een oud barrel van een opoefiets en wilde maar niet leren hoe je een band moest plakken. Daar moest papa dus aan te pas komen. De binnenband zat vol littekens van eerdere operaties. Toen mijn zoon de band na het plakken weer oppompte, terwijl ik zittend op de tuinbank het Simsondoosje weer inruimde, klapte de band met een luide knal uiteen, pal naast mijn oor.
Sindsdien mis ik veel hoge vogelgeluidjes. In ruil daarvoor kreeg ik een constante piep, die niet meer weg ging. 
Heel mijn leven was ik voorzichtig geweest met harde muziek, omdat mijn vader ook hoge tonenverlies had door zijn werk in de industrie. Hij hoorde de heggenmus niet meer. Dat zou mij niet overkomen, had ik mij voorgenomen.  En dan dit!
Je ziet het maar weer, het leven laat zich niet sturen. 

Een koolmees in een wilg langs de Bernisse



Reacties