Posts

Posts uit februari, 2015 tonen

Lentekriebels en wintertenen

Afbeelding
Al een paar weken zingen ’s morgens de heggenmussen hun ijle liedjes. Ook fietspompen de koolmezen er vrolijk op los met hun onophoudelijk "fwiet, fwiet, fwiet". Sneeuwklokjes en krokussen versieren de winterse borders. De lente is in aantocht. Sinds een dag of tien hoor ik ook weer de zanglijsters met hun melodieuze zang. Vandaag maakte zo’n meesterlijke imitator het wel erg bont door zich dan weer voor te doen als waterral en dan weer als sperwer en havik. Hij was ook een meesterverstopper, want hoewel hij dichtbij zat, liet hij zich niet zien. Ik had besloten mij niet te laten kennen en te blijven zitten tot ik hem zou zien. Toen ik hem eindelijk vond in de kruin van een es, was er weinig lente meer in mijn ledematen te vinden. Het met pijnlijk verkleumde handen en voeten weer naar huis fietsen, was dan ook niet bepaald het hoogtepunt van mijn dag. Gelukkig lagen er nog twee winterse restjes in de diepvries: erwtensoep en boerenkool. Een probate combinatie

Vrije vogel

Afbeelding
Een vakdiploma halen . Gelukkig kan ik goed leren. Zo heb ik ooit in een week 200 wetenschappelijke namen van vogels uit mijn hoofd geleerd. Maar ook voor mijn andere vakdiploma’s had ik altijd goed gescoord. Omdat ik wist dat het een hele kluif zou worden, besloot ik om mij vroeg in het jaar in te schrijven. Zo had ik die vaste datum als stok achter de deur. En als het onverhoopt fout zou gaan, dan had ik nog het hele jaar de tijd voor een herkansing. Ik moest er niet aan denken: dezelfde stof nog eens  doorworstelen? Met de weken steeg mijn kennis, maar daalde mijn zelfvertrouwen, want uit de oefenexamens bleek, dat er voornamelijk vragen werden gesteld over dingen die niet in het boek stonden. S pannend , zulke examens. Op 17 februari 2015 was het dan zo ver. Intussen had ik mijn boek baldadig in een hoek gesmeten en de laatste dagen niet meer geleerd of geoefend (de soort onverschilligheid die ik mij nog herinner van mijn middelbareschooltijd, maar of dat nu nog

Roy

Afbeelding
Tino had de auto tot stilstand gebracht, waarna ik hem vragend aankeek. Er was geen vogel te zien, dus waarom stoppen? Hij liet het raampje aan mijn kant zakken en ik keek opzij, waar een paard achter het prikkeldraad stond. Het dier had langharige donkere sokjes en een even donkere, sluike haardos. “Het lijkt Roy Donders wel” zei ik , waarna mijn ogen afdwaalden naar de onderkant van het dier, dat een merrie bleek te zijn. Haar uitpuilende geslachtsdeel hing onder haar staart en er hing een flinke bos stro aan. “Roy, wat heb jij een lelijke” zei ik melig.  Minuten later, de auto sukkelde over een lommerrijk laantje, herhaalde Tino ineens hardop mijn zin, waarmee pas tot ons doordrong hoe absurd die was. Wij schoten in de slappe lach en met betraande ogen zette hij de auto maar weer stil, totdat onze tranen en buikpijn voorbij waren. Het was lang geleden dat wij samen zo gelachen hadden en omdat de door de weerman beloofde zon de hele dag verscholen bleef achter de ne

Aangestaard

Afbeelding
  alsof de mensen aan mijn kijkers zien   dat zij de klap nog niet te boven zijn   van de blik op het zwarte niets   alsof ik al dood ben, geen levende ziel   en zij verschrikt in een glimp   hun sterfelijkheid weerspiegeld zien

Vreemde bijzondere gewone vogel

Afbeelding
Verleden keer schreef ik over gewone vogels. Je hebt natuurlijk ook vreemde of bijzondere vogels. Het kan nog ingewikkelder, want soms zijn gewone vogels bijzonder of vreemd. Namelijk op plaatsen waar je ze niet verwacht, of waar ze bijna niet (meer) voorkomen.  In mijn woonwijk in Spijkenisse geldt dat voor huismussen. Die gewone vogels zie ik hier zo zelden, dat ik ze echt bijzonder vind. Daarom pakte ik vanmorgen meteen de camera toen ik in de bessenboom van de buren getjilp hoorde en mijn hart in vreugde een sprongetje maakte. Helaas stond de zon erachter en moest ik het doen met een contrastfoto. Maakt niet uit: het silhouetje is onmiskenbaar. Voor vreemde vogels hoef ik nooit ver weg: ik ben er zelf een.

Gewone vogels

Afbeelding
"Ziet u wat bijzonders meneer?" Die vraag hoor ik vaak als ik tijdens het vogelen ergens op mijn gemak stilsta. Ik vind het een lastige vraag, want wat verstaat de vrager onder iets bijzonders? Als hij hoopt dat ik sta te kijken naar een zeldzame blauwstaartwipper of zo, dan moet ik hem meestal teleurstellen. Ik hoef niet het hele land door te jakkeren op zoek naar zeldzame waarnemingen en op jacht naar zoveel mogelijk soorten op mijn levenslijst.  Ik kan nog net zo blij worden van een winterkoning of een heggenmus als de eerste keer dat ik deze vogels zag, decennia geleden. En nog steeds zie ik in die gewone vogels nieuwe dingen, die mij voorheen niet waren opgevallen. Een streepje boven het oog, of een bepaald soort gedrag. Zo blijven gewone vogels voor mij nog altijd bijzonder.

Ode aan ‘de ambulance’

Afbeelding
Laatst moest ik voor de verandering weer eens mee met de ambulance. Zo strak als die fluorescerend gele voertuigen er uitzien, zo rot rijden ze. Bij elke hobbel  kraakt de kar in zijn voegen en word je door elkaar geschud als het laatste korreltje in een pak hagelslag. Je ligt vastgesjord, maar hebt bij elke bocht het gevoel van de brancard te worden geslingerd. Misschien komt dat doordat die verrijdbare bedjes gefabriceerd lijken te zijn voor Eskimo’s en niet voor Hollandse jongens van eenmetervijfentachtig.  Comfortabel zijn mijn ambulanceritten overigens nooit geweest, behalve misschien die van 2007, maar toen was ik buiten westen. De ergste was de spoedrit van 2014, in vliegende vaart over de kronkelwegen van Goeree en de rotondes van de N57. Probeer het maar eens, in twintig minuten van Dirksland naar Rotterdam Centrum; de hagelkorrel was al snel een gestampt muisje. En ik voelde me al niet zo best. Het gesprek met de allervriendelijkste ambulancezusters maakte