Klapstuk


Eens in de zoveel tijd ga ik ouderwets op stap met Tino. Vandaag gingen wij het pontje over en dan via Korendijk de Hoekse Waard in.

Tino en ik hebben nooit grote verwachtingen over wat we kunnen gaan zien. De ervaring leert dat er altijd wel iets moois voorbij komt. Bij mensen die niet zo veeleisend zijn als wij is dat al gauw het geval. Daarom waren wij erg in onze nopjes toen wij bij het haventje van Nieuw Beijerland al werden getrakteerd op een zingende winterkoning, die voor de verandering eens mooi bleef zitten. Het zonnetje in mijn rug zorgde voor de juiste belichting en zo maakte ik een aardig plaatje.

Winterkoninkje laat zijn stembanden trillen


Aan de voet van  de dijk langs de Korendijkse Slikken kon de snijdende wind ons niet raken. De ochtendzon was al lekker warm. Toen wij in het gras zaten met een kop koffie in de handen en het geluid van een baltsende veldleeuwerik op de achtergrond, passeerde een slechtvalk op nog geen 100 meter. Wij konden zijn strakke, snelle vlucht door de telescopen honderden meters volgen, waarna hij in de verte over de dijk verdween. 

Slechtvalk passeert


In slakkengang zette Tino de auto weer in beweging in de richting van ons volgende doel, de kijkhut aan de oostkant van de Korendijkse Slikken. Een tocht met doodsverachting, want achterliggers zijn natuurlijk niet bedacht op twee naar vogels loerende vijftigers in een traag voortrollend automobiel. Een paar bijna-aanrijdingen waren het gevolg. 
Normaal is die kijkhut een prima plek om over de slikken te loeren naar nog meer slechtvalken, een mogelijke zeearend, zilverreigers en wat al niet meer. Maar nu was het geen gezonde plek: een boer was ondanks de straffe wind het land aan het sproeien en  vlagen van een giftig ruikend goedje werden onze neusgaten in geblazen. Wegwezen hier!


Dat bracht ons bij de Tiendgorzen, naast het pontje naar Tiengemeten. Om onze lunch in de luwte te kunnen genieten, waren wij achter een struik gaan zitten aan de waterkant met uitzicht op het eiland Tiengemeten, aan de overkant van het Haringvliet. Bij het volgen van een mannetje blauwe kiekendief viel mijn oog een jonge zeearend, die met lome vleugelslag voorbij vloog, terwijl wolken ganzen in paniek onder hem op de wieken gingen. Veel te ver weg voor een foto, net als de blauwe kiekendief, maar door onze telescopen konden wij hem prima volgen en weer waren wij natuurlijk heel gelukkig.

Hierna loodste Tino zijn auto via talrijke dijkjes, die hij op zijn duimpje kent omdat hij er altijd op de racefiets over rijdt, met een wijde boog naar Oud Beijerland. Dat dorp is allang geen dorp meer en groeit steeds groter, want nieuwe wijken en industrieterreinen schieten er als paddenstoelen uit de grond. Hierdoor kwam het dat Tino de parkeerplaats van Klein Profijt niet kon vinden. Dan maar richting de vijver gereden bij Grand Café De Oude Tol, die pal tegenover de Beerenplaat ligt, aan “onze” kant van het Spui.

Wij verwachtten al niets meer, wilden gewoon wat rondkijken in een gebiedje waar wij nooit eerder waren. Na een gesprek met een beginnend vogelaarster, die keek naar een staartmees die een nest aan het bouwen was, liepen wij richting het Spui. Een groene specht maakte zich luid hinnikend uit de voeten. 



Wij liepen vervolgens nog een stukje en een sijsman probeerde ons van dichtbij te imponeren met zijn contrastvolle gele verenpakje. Een prachtige vogel, maar niets vergeleken bij wat nog zou komen.

Prachtige vogeltjes hoor, die sijsjes.

Ik was even op een bankje gaan zitten en staarde onnadenkend naar de skyline van Spijkenisse, die oplichtte in de late middagzon toen Tino mij opeens riep. Ik hobbelde naar hem toe, met de vogelaarster die zich ongevraagd bij ons had aangesloten in mijn kielzog.
“Sperwer”, fluisterde tino, “daar in die struik op de eerste tak!”

Niet te geloven zeg, er zat inderdaad een man sperwer op een tak vlak voor onze neus. Hij viel bijna niet op, met zijn witgestreepte borst tussen de wilgenkatjes, die hem als witte lichtjes omkransten. “Hij lijkt wel niet goed, zo als hij zit en blijft zitten, zo dichtbij”, sprak ik.
Wij schoven een beetje op om hem beter te kunnen zien en nog vloog hij niet weg. Ik maakte foto’s dat het een lieve lust was. Opeens bleek de sperwer helemaal niet ziek en dook hij recht naar beneden de struik in,waarschijnlijk naar een merel die daar al een tijdje zijn alarmroep liet horen. Na een minuut of vijf zonder dat wij iets hoorden of zagen, zag ik de sperwer uit de achterkant van het bosje tevoorschijn komen: zonder prooi.

De dag was weer goed, met veel mooie waarnemingen, met als klapstuk de sperwer die Tino zo mooi ontdekte. 
Kijk zelf maar!
Zo wil ik ze wel vaker zien!


Tino heeft deze dag in een gedicht gevat. 


Lunchpauze

Twee mannen liggen als Romeinen
in de luwte van een winterkale struik
aan een nog karige dis.

 
Van beroemde Hollandse luchten
geen spoor, Jan van Goyen zou zich
vast hebben verveeld.

 
Niet de vrienden, zij eten hun brood,
drinken hun water en turen over het
strakke Vuile Gat.

 
Aan de overzijde snelt met machtige
vleugelslagen een zeearend over een
nog kale vlakte.

 
Verguld met deze krent in de pap
blikken de vogelaars vooruit naar

het volgende verhaal.


Maar ook schreef Tino zijn eigen verhaal over de dag.
Benieuwd om te zien wat hij ervan maakte. Lees dat op zijn eigen weblog:


 






Reacties

  1. Brrr, wat een oerlelijke kleur (fluoriserend) letters - het lijkt het uit-shirt van Ajax wel.

    BeantwoordenVerwijderen

Een reactie posten