Winterse kost


De meeste kramsvogels broeden in Scandinaviƫ en Finland. Daar zijn de winters te koud en te voedselarm. Nederland, met zijn zachte winters, is dus een fijne plaats voor ze om te overwinteren. En dat doen ze overal in onze omgeving, dus niet alleen in natuurgebieden op Flakkee (zie vorig blog).

Overal waar bessen in de struiken hangen of in boomgaarden met afgevallen fruit zijn groepen kramsvogels te zien. 
Vaak hoor je ze eerder dan je ze ziet. Zij roepen namelijk een herkenbaar en verdragend “tjak-tjak-tjak”. Zij zijn een slag groter dan lijsters en merels, waar ze ook familie van zijn. Zeker in het begin, als deze prachtvogels ‘pas’ terug zijn, kan ik hun bonte verenpakjes langdurig bewonderen. Een palet van zachte tinten grijs, bruin, oranje en wit.

De komst van de kramsvogels is de aankondiging van het begin van het najaar en koudere tijden (wie zou dat denken op een dag als deze, die een warmterecord heeft gebroken). Maar in de avonden is het al te voelen, ze komen eraan: de donkere en gure dagen. Hang de winterjas dus maar aan de kapstok en zet de spliterwten in de week.


Zie die kleuren eens



Reacties