Ode aan ‘de ambulance’
Laatst moest ik voor de verandering weer eens mee met de
ambulance.
Zo strak als die fluorescerend gele voertuigen er uitzien,
zo rot rijden ze. Bij elke hobbel kraakt
de kar in zijn voegen en word je door elkaar geschud als het laatste
korreltje in een pak hagelslag. Je ligt vastgesjord, maar hebt bij elke bocht
het gevoel van de brancard te worden geslingerd. Misschien komt dat doordat die
verrijdbare bedjes gefabriceerd lijken te zijn voor Eskimo’s en niet voor
Hollandse jongens van eenmetervijfentachtig.
Comfortabel zijn mijn ambulanceritten overigens nooit
geweest, behalve misschien die van 2007, maar toen was ik buiten westen. De
ergste was de spoedrit van 2014, in vliegende vaart over de kronkelwegen van
Goeree en de rotondes van de N57. Probeer het maar eens, in twintig minuten van
Dirksland naar Rotterdam Centrum; de hagelkorrel was al snel een gestampt
muisje. En ik voelde me al niet zo best.
Het gesprek met de allervriendelijkste ambulancezusters
maakte veel goed, zoals alle gesprekken die ik in de voorbije jaren voerde met
ambulancepersoneel, dat er zeer bedreven in is om de patiënt met luchtig
gebabbel op zijn gemak te stellen, onderwijl de systemen controlerend en
relevante gegevens opschrijvend. Je ligt natuurlijk niet zomaar in een
ambulance. Koetjes en kalfjes leiden af van de ontreddering, en van de
onzekerheid die je gedachten domineert. Intussen hebben ze je geroutineerd op
de draden aangesloten en een infuusnaaldje ingebracht, voor het geval dat. En
als de nood echt aan de man is, zoals in 2007, dan trekken ze je met wat geluk
weer terug naar de wereld van de levenden.
Leven of dood. De mensen van de ambulance maken het verschil.
Zij helpen hun medemens te overleven (of tot leven te wekken) en met
halsbrekende stuurkunst in veilige handen te brengen. Dat doen ze vaak op
tijden dat de meesten al in hun warme bed liggen, in hachelijke situaties en bij
barre weersomstandigheden. Al dat lijden
(of óverlijden, want helaas is hulp soms te laat), maakt hun werk intens, zelfs
als zij geleerd hebben het niet meer mee naar huis te nemen. Dit alles voor u
en voor mij.
Er is volk dat deze helden bedreigt
of mishandelt. Drank, drugs, opgefokt zijn uit bezorgdheid, het zijn onaanvaardbare,
slappe excuses. De mensen van de ambulance verdienen een hele grote pluim, diep
respect en bovenal dankbaarheid.
Bij dezen.
Reacties
Een reactie posten