Medicijnmannen


Rust roest. Het sombere en regenachtige weer van de afgelopen dagen werkte de roestvorming in de hand, want het nodigde niet uit om naar buiten te gaan om in beweging te komen. Maar mijn rug, die nog altijd gevoelig is na een stevige hernia in 2003, begon gisteren zo te protesteren dat ik halverwege de middag, gehuld in waterdicht textiel, toch de deur uit ging.

Krakend en piepend kwam mijn stramme lijf op gang toen ik mijn fietstochtje begon langs een paar kleine stadsparkjes in Spijkenisse. Ik verwachtte niets te zien. Hoogstens wat eenden en meerkoeten. De rest van de vogelwereld zou zich vast warm en droog verstoppen in dichte klimop of een holle boom en daar met een bak chips op schoot zitten te Netflixen.

Het was midden op de dag en toch leek het wel of het schemerde in het parkje in Spijkenisse Groenewoud, dat wij vroeger het Indianenkamp noemden. Indianen zijn er echter al lang niet meer. De enige bewoner bestond uit een licht getinte zwerver, helaas voor hem niét gehuld in waterdicht textiel, die rillend en doorweekt stond te urineren tegen een dikke wilg. Ik bedacht dat het geen pretje zou zijn om met dit weer in de buitenlucht te moeten bivakkeren.

Verschrikt keek de man mij aan. Ik fietste hem snel voorbij, niet uit vrees om gescalpeerd te worden, maar omdat ik iets verderop zowaar een paar vogeltjes dacht te zien scharrelen; kennelijk is niet elke vogel een ‘binge-watcher’. Het was een groepje goudhanen. Zenuwachtig fladderend scharrelden de vogeltjes tussen de kale struiken naar iets eetbaars. Een paar ervan kreeg ik mooi in beeld. Er zaten goudhanen bij en vuurgoudhanen.
Deze bont getooide surrogaat-indianen deden de oude naam van het park herleven. Zij gaven de sombere dag kleur en lieten mijn rugpijn als sneeuw voor de zon verdwijnen.

Goudhaan

Vuurgoudhaan


Reacties

Een reactie posten