Stormmeeuw



Op Oudejaarsavond was er een vriend op bezoek. Hapje, drankje en luisteren naar de Top 2000, de  TV uit. Gezellig keuvelen over van alles en nog wat. Soms even over vogels. Daar heeft onze vriend weinig verstand van. Zijn kennis reikt tot drèèfsijsies en zeemeeuwen.
En die laatste bestaan niet eens!

Dat maakte Sandra hem wel even duidelijk. Ooit maakte ze dezelfde fout en ontving ze een corrigerende, liefdevolle tik van haar man, de vogelaar.
“Oh, hoezoe, ze zitten toch altijd aan zee?” sprak de vriend. Hierop noemde ik de zilvermeeuw, de kleine en de grote mantelmeeuw, de kokmeeuw, de zwartkopmeeuw, de drieteenmeeuw, de dwergmeeuw, de vorkstaartmeeuw en natuurlijk de stormmeeuw.

Wie de algemene meeuwensoorten een beetje kent, kent ook de stormmeeuw. Deze meeuw lijkt nog het meest op een zilvermeeuw, met zijn lichtgrijze bovenvleugels, maar is een stuk kleiner. Hij heeft donkere oogjes, een snavel met een ringetje erom en een licht grijsbruin gestreept kopje. Ze zitten vaak gewoon in de woonwijken, op daken of in het gras.

“Niks aan toch, zo’n saaie meeuw?”, je zou het zomaar kunnen denken.
Totdat je tijdens een krachtige ‘noordwester’ op het randje van land en zee staat, zoals ik gisteren deed bij Slag Maasmond. De storm zweepte de zee zo hard op, dat zware, metershoge golven tegen de blokkendam in spuitende fonteinen uiteensloegen. 
Iedere golf trakteerde mij op een onvrijwillige douche van fijne druppels zeewater


En in al dat geweld waren daar de stormmeeuwen.
En wat waren zij in hun element: buitelen, zwieren, zwenken, duiken, racen, stormen. Kop in de wind en dwars door alle watergordijnen heen.

Niks saaie meeuwen. Stórmmeeuwen. En hoe!
 


 

Stormmeeuw rules!

Reacties