Paradijs




Mijn vader kwam uit Overijssel. In de jaren 1960 trok hij naar West-Nederland om de welvaart op te zoeken.  Hij had het wel gehad met het boerse en simpele leven in de provincie waar hij opgroeide. Met als gevolg dat wij in het welvarende, maar ook drukke en volgebouwde westen opgroeiden. Een omgeving die eigenlijk niet past bij een vogelaar en natuurliefhebber als ik. Als het even kan, zoek ik daarom gebieden op waar niemand is. Zowaar niet gemakkelijk hier in Rijnmond, maar met wat zoeken en op de juiste tijden lukt het soms toch.

Maar als ik even echt aan stilte en rust toe ben, dan zit er niets anders op dan de auto te pakken en een paar 100 kilometer te rijden, de grens over, of op zijn minst naar een uithoek in een van onze nog stillere provincies.  Hieronder een paar foto’s van dat tripje. Waar ik was? Het was in Nederland, maar daar houd ik het bij, want voor je het weet, is het er niet stil meer en

"Call some place paradise, kiss it goodbye"(*)




(*) The Last Resort van The Eagles.

Overigens maakte ik dit uitstapje samen met Tino van Kampen, mijn vogelvriend, die ook dichter en schrijver is. Ook bij hem maakte onze tocht de drang tot schrijven los, zij het in een gedicht. Dat leest u aan het einde, dus onderaan de laatste foto. 

Geelgors

Landelijk tafereel

Hier heerste rust

Beekje met ijsvogels, te schuw om te fotograferen dit keer

Gewoon mooi ven in het ochtendlicht

Brem

Zwarte specht met iets in zijn bek

Goed kijken, dan zie je een ree

Mijn grote vriend: boomvalk!

Appelvink

Raaf met een geruide staartpen

Ook ooievaars zaten er best wel wat












Daar zijn

In het Overijsselse net onder de vecht,
langs de bosrand, waar de appelvink met zijn zwarte befje
ons zonder angst aankijkt en de boomvalk zijn vluchten glijdt
langs het nog kleurloze heideveld, daar klinkt de roep van de Geitenmelker.

Die ’s avonds in de schemer, als de zon, haast dieprood, mijn schaduw
langer maakt en wegzinkt achter grove den en douglasspar, de meikever
als prooi, een kopje kleiner maakt.

Langs het beekje, waar vanuit het lover een kobaltblauwe schicht pal
voor onze tent langs scheert en als op commando, de zwarte specht
overvliegt eten wij besuikerde pannenkoeken als ontbijt.

Nog voor het zingen verlaat ik de kerk*, om aan de rand van Zwolle
waar het landschap nog idyllisch is en de spotvogel elke wet aan zijn laars
lapt en menigeen voor het lapje houdt,

daar te zijn

Tino van Kampen, 2015 


* Het in het gedicht genoemde zingen in de kerk is letterlijk, want de aanleiding van dit bezoek aan Overijssel was de doop van mijn oudste zoon.

Reacties

  1. Fraai proza, Peter! En die prachtige foto's erbij... genieten!
    Wolter

    BeantwoordenVerwijderen

Een reactie posten