De boeg






Gisteren was ik op pad met mijn oude vriend
De wind was straf en benam ons de adem
niets voor kneuzen zoals wij:
slapjanussen!


Snel daalden wij af naar de luwte
beneden aan de dijk en slopen als indianen
naar onze eerste gele kwikstaart
van dit voorjaar.


Maar de wind bleef plagen dus wij keken elkaar aan
een zetten eensgezind koers naar “de boeg”
een puntig stuk staal omhoog stekend uit de dijk
als de steven van een half gezonken schip die ons al vaak beschutting bood.


Wij kropen de dijk weer op,
laverend tussen de distels door
voorzichtig om niets te verschrikken
want ‘wie wist’ wat er achter zou zitten?

Een steelse blik over de rand
werd met een kille vlaag bestraft
zodat wij doken en daar zaten wij dan,
zij aan zij, de ruggen tegen woest klapperend staal.


Hier was het behaaglijk en bliezen wij uit.

Twee landrotten,
turend over onstuimig landschap
naar vogels, naar reeën, naar luchten naar alles.
 

Met mijn rechter hand klopte ik teder
op het gras
waar hij zojuist nog zat...
en ik zei “zo, daar zitten we weer,is het hier niet prachtig?”

Maar zijn antwoord bleef geluidloos hangen,

waaide van mij weg over het oneindige land
en liet mij eenzaam achter

met mijn droeve gedachten



Reacties

Een reactie posten