Nachtbraken

 In mijn jeugd was ik een echte nachtbraker. Niet in kroeg of discotheek, maar langs de waterkant, vissend op karper. Vier uur in de nacht thuiskomen was geen uitzondering. 

Tegenwoordig is mijn kaars al ruim voor het avondeten op. In de avond naar buiten gaan, laat staan ’s nachts, zit er niet meer in. Balen hoor, want ik vis dan wel niet meer op karper, er is wel een hoop te zien en te horen in de late uurtjes. 

Het stond al een tijd op mijn verlanglijst om in de avondschemering naar het Quackjeswater te gaan. Het verhaal ging namelijk, dat daar spreeuwen slapen, die zich verzamelen, en in het uurtje voor het slapen gaan rondzwermen. En(!), dat er dan sperwers komen (of haviken, of slechtvalken of, wie weet, boomvalken) die proberen om een van die spreeuwen te grazen te nemen.

Sandra had vakantie. Tot mijn vreugde was zij ook te porren voor een schemerachtig avontuur. Wel op voorwaarde dat zij een rondje om het meer kon lopen, terwijl ik op de uitkijk stond. Zij had namelijk geen zin om een paar stalpoten te kweken. En zo gebeurde het dan ook: zij toeren, ik loeren.

Het werd een daverend succes. De spreeuwen waren er. De sperwers ook. Zij doken weliswaar niet op de spreeuwen af, maar scheerden enkele keren vlak langs mijn uitkijkpost voorbij. Een keer ging hij laag over het water achter een ijsvogel aan.

Net voor het donker werd, begonnen alle vogels in de buurt te kwetteren, alsof zij voor het slapen de dag nog even doornamen. 

Kers op mijn taart was de boomvalk, van wie ik alleen een silhouet zag, toen hij een insect uit een boomtop griste. Maar toen vloog hij pal over ons heen en zagen wij een glimpje van zijn witte, gestreepte borst.

Toen was mijn kaars alsnog opgebrand. Sandra bracht verlichting, en vooral haar rijbewijs. 


Een sperwer deed een poging om een ijsvogel te grijpen

Mijn kers op de taart: een boomvalk



Reacties