Grote g(r)aaiers



Ik leg regelmatig meelwormen in mijn tuin voor de kleine insecteneters: roodborst en heggenmus. Maar meestal gaan de eksters ermee vandoor. En niet zo weinig ook, die stouwen hun bek vol en roven in een keer alles weg. Zij doen mij denken aan van die toeristen, meestal blanke boze mannen met een vette pens, die aan het lopend buffet de hele bak met grote garnalen op hun eigen bord scheppen en niets voor een ander laten liggen.

“Wat voor een ander laten liggen, hoezo, ik heb er toch voor betaald?”  

En dan te stom zijn om te beseffen dat zij volstrekt voor aap zitten, met zo’n piramide van garnalen voor hun snufferd.

Met dit verschil dat de ekster er niet voor betaald heeft. Maar toch gun ik het die ekster, want het is een hele toer om elke dag een kostje bij elkaar te schrapen. De natuur is immers geen lopend buffet.

Nog zo’n grote graaier is de gaai. Dat gaaien een grote bek hebben, merk je al aan hun gekrijs, maar ook aan wat ze er in kunnen wegstouwen, zoals twee hele pelpinda's.
Die pinda’s begraven ze ergens anders, voor later, zoals ze in de natuur ook doen, met eikels. Zo’n vergeten eikel groeit dan wel eens uit tot een boom. Met pinda’s werkt dat zo natuurlijk niet. Het kan daarom gebeuren, dat een archeoloog over honderdduizend jaar eens een pinda uit de klei trekt. Hé, wat doet dat ding hier in de koude kikkergrond? Die groeiden hier toch niet?
Voor het antwoord moet hij mijn blog maar lezen. 


De gaai neemt poolshoogte, schuw als altijd

Voorzichtig en via etappes komt hij naderbij
De eerste pinda is binnen

De tweede gaat erachteraan

Reacties

Een reactie posten